In the midst of FONTANEL Finals we talk with graphic designer Hansje van Halem about her years at the Rietveld Academy and beyond.
Ik kwam daar binnen als een gefrustreerde student uit Den Haag, aangezien ik was overgestapt van de KABK. Op dat moment had ik mijn bedenkingen over het systeem in Den Haag en dacht dat het allemaal creatiever en vrijzinniger zou moeten. Op dat moment besloot ik ook om niet meer te klagen. In Den Haag had ik best wel een negatieve houding gehad en toen ik in Amsterdam begon was ik er klaar voor om het ‘hier maar mee te doen’.
In die tijd was op de KABK heel erg gedefinieerd wat grafisch ontwerp was en aan de Rietveld bestonden die grenzen eigenlijk helemaal niet. Als je daar dingen anders wilde interpreteren werd dat ook geaccepteerd. Als ontwerper in spe was het voor mij goed om een strakke definitie los te laten.
Ik geloof niet dat ik het benaderde op het intrinsieke niveau van wat grafisch ontwerp was, maar ik stelde wel vragen als “wat is een boek?” en “wat is typografie?”. In Den Haag stonden dat soort onderdelen van grafisch ontwerp bijna niet ter discussie: dat ging heel erg om heldere regels. Op de Rietveld werd daar veel vrijer mee omgegaan.
Voordat ik aan de kunstacademie begon schreef ik dagboeken vol met letters en op die manier ben ik toen bij grafisch ontwerp uitgekomen. Ik heb altijd van boeken en van tekst gehouden, maar was totaal niet op de hoogte van grafisch ontwerp, nog steeds niet denk ik. Toen keek ik dus, net als nu, naar oude boeken en andere dingen die ik persoonlijk mooi vind.
Mijn referentiekader op de Rietveld werden mijn docenten. Dat waren de rocksterren van dat moment: Experimental Jetset, Mevis & van Deursen. Dat waren de grote voorbeelden. En zij lieten weer veel werk zien van de mensen die zij tof vonden. Op die manier groeit je referentiekader. Er was überhaupt een heel sterk besef wat goed en slecht was. Daardoor had ik dezelfde smaak als de mensen om me heen. Op die manier heeft iedere kunstacademie heel erg zijn eigen modus en do and don’ts qua stijl. Op de Rietveld was dat destijds het conceptuele, uitgeklede ‘witte boekjes, zwarte typografie’. Die hele postmodernistische beweging was wat voor ons gevoel ‘goed’ was.
Dat is volledig veranderd, inderdaad. Wij gingen naar de boekhandel als we hoorden dat een bepaalde docent in een boek gepubliceerd was. Het feit dat zo iemand gepubliceerd was betekende ook automatisch dat iemand heel goed was in onze ogen. Meer vragen stelde ik op dat moment eigenlijk niet. Mijn docenten hadden geen websites. Blogs bestonden in mijn herinnering nog niet.
Je kunt als docent niet volledig op de hoogte zijn van wat studenten zien, wat betreft sociale media en blogs. Ik heb er dus ook wel mee geworsteld wanneer mensen heel heftig geïnspireerd waren door ander werk. Ik heb in de lessen studenten altijd geprobeerd op hun geweten aan te spreken. Het is wel eens voorgekomen dat iemand iets gemaakt had wat heel goed was, maar dat je niet zeker weet of diegene dat ergens gevonden heeft. Kopiëren doe je überhaupt niet altijd met opzet. Je kunt ook iets zien en per ongeluk iets maken wat er heel erg op lijkt, maar die verbinding heeft ergens anders in je hoofd plaatsgevonden, zonder dat je hebt gedacht dat je letterlijk iets wilde namaken.
Ik heb in het verleden wel eens laten vallen dat ik wilde lesgeven na mijn afstuderen, maar ik weet niet precies of dat het daadwerkelijk een ambitie was of meer een manier om erkenning te krijgen. Nu denk ik eigenlijk dat het meer op erkenning neerkwam. Als je ‘goed’ bent, dan mag je ook lesgeven. Zo had ik dat ook ervaren als student. Ik heb nu al meer dan drie jaar geen les gegeven, wat deels is voortgekomen omdat ik me best machteloos begon te voelen in het lesgeven. Er is altijd maar zo weinig tijd: op een gegeven moment voelde ik me dus niet meer veilig in het lesgeven. Mede omdat ik mijn eigen vakgebied opgerekt had en zelf al een periode geen boek meer gemaakt had, maar op de academie daar nog wel les over gaf. Op een gegeven moment kwam ik op een punt uit dat ik eigenlijk zelf niet precies wist waar ik naar toe wilde en ik moest wel een heldere lijn uitdragen naar mijn studenten. Ik begon me af te vragen of boeken misschien wel niet meer relevant waren en dat de studenten beter met apps bezig konden zijn.
Mijn twijfels over waar ik zelf stond als ontwerper begonnen bij de financiële crisis in 2008. Het hele systeem, waardoor ik als ontwerper gegroeid was na het afstuderen, hield toen in een klap op te bestaan
Toen ben ik er een jaartje tussenuit gegaan en heb ik het vervolgens nooit meer opgepakt. Lesgeven moet echt een ambitie zijn, denk ik. Toen ik eenmaal gestopt was kwam ik tot de conclusie dat ik toch meer van ontwerpen houd dan van les geven. Dat neemt niet weg dat het heel inspirerend is geweest voor mijn ontwerppraktijk om met studenten in contact te staan: ik heb daar enorm veel van geleerd. Onder andere door de open dialoog die je met je studenten moet voeren als docent, wat een positief effect had op mijn interactie met opdrachtgevers.
Nu we er zo over spreken; mijn twijfels over waar ik zelf stond als ontwerper – wat dus ook het les geven steeds moeilijker maakte – begonnen bij de financiële crisis in 2008. Op dat moment hielden eigenlijk alle budgetten op zoals ze daarvoor bestaan hadden. Het hele systeem, waardoor ik als ontwerper gegroeid was na het afstuderen, hield toen in een klap op te bestaan. Het feit dat ik met een startstipendium was begonnen, waardoor ik allerlei vrije opdrachten had kunnen doen en kon groeien was er niet meer vanaf dat moment. Mijn formule was daarmee vijf jaar na het afstuderen verouderd of zelfs verlopen. Hierdoor moest ik het helemaal opnieuw gaan invullen.
Wat er toen het meest inhakte was de angst dat alles op zou houden. Het feit dat na 2008 subsidie een soort vies woord werd en ik me daardoor zelfs een beetje schuldig begon te voelen dat ik dit beroep had gekozen, omdat subsidiëring daar toen zo onderdeel van was. Opeens was de culturele sector een ‘linkse hobby’ geworden. Zelf heb ik maar één keer subsidie gehad in de vorm van het startstipendium, maar als ik naar mijn opdrachtgevers keek dan kregen die allemaal subsidie.
Ik voelde dat ik zelf ook een hele hoop teweeg kan brengen. Ik begreep dat ik niet hoefde te wachten op opdrachtgevers
Naar die lijst kijkende in het licht van de subsidies die zouden verdwijnen: er zouden geen opdrachtgevers over blijven. Ik voelde opeens hoe fragiel het fundament van mijn bestaan was. Daar kwam toen bij dat ik ook opeens minder opdrachten had, waardoor ik helemaal terug naar de basis wilde om eventueel daarna een andere baan te zoeken als dat nodig zou zijn. Ik heb mijn studio opgezegd en ben thuis gaan werken. Door die verandering raakte ik weer helemaal verliefd op het vak, mede omdat ik door thuis te werken weer nieuwe inspiratie vond. Toen werd ik echt bang dat ik het vak zou verliezen, omdat de wereld om me heen zo anders naar die creativiteit begon te kijken.
Omdat ik geen opdrachten had maar wel heel erg de drang tot ontwerpen had, ben ik begonnen met mijn boek en daarnaast begon ik onder de noemer ‘Schrank8’ met exposities in mijn woonkamer. Dat ging allemaal goed en ik voelde dat ik zelf ook een hele hoop teweeg kan brengen. Ik begreep dat ik niet hoefde te wachten op opdrachtgevers. Op dat moment begonnen de opdrachten ook weer te komen.
Voor mij persoonlijk was dat wel zo. Twee jaar geleden maakte ik voor de tweede keer de cover van de VPRO Gids en heb ik screenshots bijgehouden van het ontwerpproces. Het bleek dat ik echt vijf dagen bezig was om die cover te ontwerpen, die vervolgens maar een week gebruikt wordt. Dat triggerde heel erg de ambitie om met dezelfde energie ook iets breders te maken. Toevallig kwam niet lang daarna Lowlands met de vraag of ik de identiteit en alle uitingen voor mijn rekening kon nemen, waardoor ik het voor het eerst ook kon gaan realiseren.
Het voelt alsof ik langzaam een andere baan krijg, wat ik ergens zonde vind, maar ik moet ook zeggen dat het heel leuk is om te merken dat anderen nog veel beter zijn in bepaalde dingen
Mijn goede vriend Michiel Schuurman zei laatst tegen mij dat ik met deze stap van haute couture naar confectie gegaan ben. Dat vond ik wel een treffende metafoor. Alles was nieuw en ik heb echt heel veel moeten leren. Door die elementaire verandering is het nu de vraag hoe mijn visie dan standhoudt. Ik doe het liefste alles zelf, maar dat is gewoonweg niet mogelijk op deze schaal. Ik heb daardoor heel erg moeten kiezen waar ik de haute couture-werkwijze kon toepassen en wat uitbesteed werd. Zo is gedurende het hele jaar mijn stijl met horten en stoten in nieuwe vormen gegoten.
In mijn verhaal zal waarschijnlijk te zien en horen zijn hoe de kleine dingen escaleren naar grote dingen. Bijvoorbeeld hoe een gedecoreerd schutblad een aanleiding is voor een architectonische opdracht of hoe de letter ‘W’ die ik voor mijn vriend maakte aan de basis stond voor de huisstijl van Lowlands en dankzij de tussenkomst van een programmeur hanteerbaar werd op grotere schaal.
Het voelt alsof ik langzaam een andere baan krijg, wat ik ergens zonde vind, maar ik moet ook zeggen dat het heel leuk is om te merken dat anderen nog veel beter zijn in bepaalde dingen, waardoor het hele project beter wordt. Meer nog dan bij het lesgeven heb ik echt opnieuw moeten leren communiceren. Voorheen was er alleen de opdrachtgever, maar nu zijn er allerlei mensen die daar nog tussenin zitten en een onderdeel van het proces uitvoeren. Op dit moment ben ik nog heel veel zelf aan het regelen en doet mijn assistent de uitvoering van veel dingen. Dat vind ik wel jammer, want ontwerpen vind ik het allerleukste. Het is dus zaak dat de balans hierin ten alle tijden blijft bestaan, maar daar heb ik in het afgelopen jaar nog heel erg mee geworsteld.
Dit jaar voelde wat dat betreft nog heel erg als overleven, omdat het allemaal zo nieuw was. Volgend jaar wil ik dat allemaal een stuk beter doen. Nu was het nog heel erg mijn assistent en ik, maar het moet dus voor veel meer mensen direct te begrijpen zijn. Ik moet de juiste verhouding vinden om mijn complexe ontwerpprocessen in stand te houden, maar dat dit in de praktijk nog steeds uitbesteed kan worden, waardoor het hele proces veel efficiënter kan. Dat zijn de lessen die ik uit dit jaar wil trekken, waardoor ik alweer heel veel zin in de volgende editie van Lowlands heb. Ik zie mezelf dus in de toekomst zeker op deze schaal werken, alleen hoop ik het in de toekomst wat efficiënter te kunnen regelen zodat ik op een humane manier tijd blijf overhouden om ook andere opdrachten aan te nemen.